Via het Jongensweeshuis in Amsterdam naar het verblijf in het kindertehuis

Sint Maarten in Leiden

Wat vooraf ging:

 

Tekst en ontwerp: Peter van Velzen

Samen met broer en zus  vanaf 11 november 1957  tot december 1960.

Om te beginnen:

We woonden inAmsterdam aan het Sarphatipark.

Links op de bovenste foto de Sint Willibrorduskerk .Ik heb  daar mijn eerste communie gedaan. Ik was ook misdienaar en dat was in de vroegmis: om zeven uur. Niemand in de kerk, alleen ik met een priester in de zijbeuk.

Naast  de kerk staat mijn school: de Sint Martinusschool. De foto daaronder is een inkijkje in de school.

En verder een klassenfoto. Ik sta op de derde rij van onderen, helemaal links.

Mijn ouders hadden een kousenreparatiewinkel bij het Sarphatipark in Amsterdam,

Mijn moeder had twee avonden per week activiteiten buitenshuis.  Op woensdagavond de toneelclub en op zondagavond  een avondje uit met vrienden naar Hotel Restaurant Americain, Leidseplein. Het kon laat worden. Soms kwam ze ook niet thuis.

 

 

Nylonkousen reparatiewinkel Maison Jose aan het Sarphatiepark

Kerk en school naast elkaar.

Inkijkje in de Martinusschool.

Klassefoto

Maar voor het zover was kwam na sluitingstijd van de winkel de borrel op tafel en een tijd later konden we tafel dekken. Mijn moeder kookte, mijn vader dronk door. Na het eten moesten we naar bed. Ondergoed uit en pyjama aan en eerst nog stoeien op het grote uit klapbed met de elastieken. En dan naar bed in het souterrain:  wij kinderen sliepen beneden, mijn ouders boven.

Als mijn moeder klaar was met de voorbereiding  voor de spiegel, vertrok ze. Nu nog een tijdje wachten en dan kwam mijn vader naar beneden, maakte me wakker en nam me mee naar boven.

Op die avonden deed ik de winkeldeur op slot zodat we niet konden worden betrapt. Dat waren de avonden van misbruik en tenslotte verkrachting. Ik lag in bed met opgetrokken benen. Ik kon ze niet strekken van de pijn. Heftig hoofdschudden brengt me in trans en uiteindelijk in slaap. Twee keer per week, hoe lang weet ik niet. Naar de wc gaan was een ramp: harde bloedkorsten en push. Op een gegeven moment toch maar naar de huisarts. Die ging tekeer, schold mijn moeder uit en belde justitie. Op last van de kinderrechter moest mijn vader weg. Mijn vader kwam nog midden in de nacht aan mijn bed om afscheid te nemen en verdween. In die tijd was het nog niet de gewoonte om een rechtszaak te beginnen. Ik weet er tenminste niets van.

Het moet tijdens het gedoe met mijn vader zijn geweest, dat ik dood wilde en hoe ik dat zou moeten doen. Ik had in een boek gelezen dat de hoofdrol speler dood wilde en steentjes in zijn schoenen had gestopt. Dat veroorzaakte tijdens het lopen een wond, de wond ging zweren veroorzaakte bloedvergiftiging en uiteindelijk ging die jongen dood. Ik zag mjjn ouders bij mijn graf staan. Huilend van verdriet. En ik dacht eigen schuld. Ik piekerde hierover tijdens mijn wandelingen naar de Kerk en weer terug.

Wat ik ook deed tijdens die wandelingen was het tellen van de stoeptegels, dat beïnvloed het gespook in je hersens.

 Mijn moeder had geen middenstandsdiploma en gewoon te weinig inkomen. Ze moest stoppen met de winkel en de woning verlaten. Armoede, echtscheiding, advocaten, geen huis.Ze was wanhopig, huilde en draaide knalhard het Ave Verum van Schubert. Toen ze me bij zich had in het ouderlijk bed, legde ik mijn hand op haar schouder om haar te troosten, wakker geworden van haar huilen. Ze sloeg mijn hand weg.Ik mocht haar niet troosten en zij heeft mij nooit in de armen genomen. Ik voelde dat als verwijt en dat is altijd tussen ons blijven hangen.

De Kinderbescherming en justitie grepen in en we vertrokken naar het eerste kindertehuis aan de Lauriergracht.